Interview PF

Surrealisme in de Lage Landen | Tekst door Ton Hendriks

In een voormalige schoolgebouw in hartje Rotterdam bevindt zich de fotostudio van Marie Cécile Thijs. Aan de muren hangen de bekende foto’s van de engelen. In de computerruimte die uitkijkt over de studio, staat Marie Cécile mij levendig te woord.

Je hebt rechten gestudeerd. Waarom wilde je dat en hoe ben je daarna in de fotografie gerold?
“Voor mijn studie rechten zat ik op de academie waar ik mode deed. Ik ging daarna rechten studeren, omdat de studie een maatschappelijke insteek had. Van mijn studie heb ik geleerd om fijne nuances te zien en conceptmatig te denken. Later, toen ik als advocaat werkte, sloeg de vonk van de fotografie opnieuw over. Achteraf lijkt het een omweg, maar dat vind ik niet erg. Nu kon ik mijn eigen vrije keuzes maken in de fotografie. Alles wat je meemaakt in je leven neem je mee in je werk. De studie heeft me een beschouwend kader gegeven.”

De vonk sloeg opnieuw over, had je al iets met fotografie?
“Vroeger hadden we een doka thuis en ik had ook een 6×6 camera. Ik heb op straat gefotografeerd, maar toen vond ik portretten al interessant. Op een bepaald moment werd ik vanuit mijn juridische achtgrond gevraagd voor het bestuur van de Burafo en toen kwam ik in aanraking met een aantal fotografen. Ik dacht bij mezelf: dit is een mooi vak. Ik besloot fotograaf te worden. Toen ben ik heel snel portretten gaan maken. Ik heb mijn werk bij de rechtbank afgebouwd. Ik maakte een boekje, Roomse Rituelen, met katholieke processies en ondanks dat het reportages waren was het beeld al meteen heel sferisch.”

Als fotografe in Rotterdam ben je behoorlijk dromerig in je beelden.
“Mijn foto’s in de studio werden vanzelf zo, waarschijnlijk zat dat in mijn referentiekader. Het komt ook wel omdat ik opgegroeid ben in Limburg. Daar zie je de Mariabeelden bij wijze van spreken op elke hoek van de straat. Toen ik een keer in het noorden in een hervormde kerk kwam, dacht ik dat ze de kerk aan het restaureren waren, want alle beelden waren weg. De Beeldenstorm is aan het zuiden voorbij gegaan en dat zie je aan mijn werk. Misschien zit er een cultuur in je DNA, misschien is cultuur overerfelijk. De invloed van de Spanjaarden tot in Zuid-Nederland is wat mij betreft nog steeds merkbaar.”

Met de foto’s van engelen ben je bekend geworden. Hoe kom je op het idee om een engel in beeld te brengen?
“Het begon toen ik in Parijs zat in een Grand Café en toen dacht ik: wat zou het mooi zijn als hier ineens een engel zou zitten, tussen alle mensen in. Met die gedachte ben ik de serie ‘Human Angels’ begonnen. In het begin fotografeerde ik de engelen op straat maar niet veel later ben ik overgegaan naar mijn studio. Het mooie van de foto’s van engelen is dat het iets volkomen vanzelfsprekend heeft: het is echt en toch niet echt. Dit is een rode draad in al mijn werk. Het is net zoals de film Der Himmel über Berlin. Ik ontdekte de film pas later, en zag toen een relatie met mijn werk.”

Jouw werk heeft een sterk surrealistisch karakter en straalt de sfeer van de Gouden Eeuw uit. Hoe is die sfeer in jouw werk gekomen?
“Ik heb in mijn jeugd vele zomers aan de Belgische kust doorgebracht en we gingen dan altijd kijken naar de processies. Vaak zagen we dan monniken op straat, maar ook kinderen verkleed als engelen. Dat is in wezen heel surrealistisch, en dat beeld is blijven hangen. In de engelenfoto’s zie je ook mijn liefde voor de Renaissance. Die engelen zijn voor mij personages, net zoals in de oude schilderijen, zoals in die van Caravaggio. Toen ik met de engelen begon, kwam mijn liefde voor de schilderijen als vanzelf naar boven. Wat ik mooi vind van de Gouden Eeuw is het lichtgebruik, de kleuren en het gevoel voor emotie en dramatiek. Het is aards en mysterieus tegelijk en dat zit ook in mijn werk.”

Komen de engelen ons redden in deze tijd van politieke spanningen?
“De engelen staan in mijn serie voor hoop en autonomie. Een soort van kracht waarmee je je eigen keuzes kan maken. Ik denk dat de mensheid zichzelf moet redden, al is de gedachte aan een handje hulp van boven wel aanlokkelijk. De engelen zijn een uiting van mijn surrealisme en mystiek; ik vind het een mooi gegeven en ook een mooi gezicht. Mijn werk komt ergens uit mijn onbewuste. Tijdens het fotograferen kan ik mijn luiken openzetten en open ik dingen in mezelf.”

Marie Cecile Thijs is terughoudend als het gaat om het prijsgeven van haar techniek. Als ik vraag naar haar lichtgebruik ontwijkt ze dat tactisch.
“Techniek is heel belangrijk en moet dienend zijn aan het concept. Het gaat mij om het beeld, om de vertaalslag van de techniek naar het beeld dat je wil maken. Ik werk heel sterk vanuit het beeld en kijk vandaar wat ik nodig heb. En dat is telkens anders. Ik leg mijn gevoel in mijn foto’s, ook via het licht.
Mijn licht is dramatisch maar ook teer. Ik werk veel met nabewerking, maar de opnamen zijn heel belangrijk, want je kunt niet alles photoshoppen. Ik laat dingen zweven maar ik wil dat het er natuurlijk uitziet en dat kan alleen met de goede opnamen, waarbij het licht natuurlijk is. Ik brengt bewust een bepaald kleurpalet aan in mijn beelden. Ik werk daarbij intuïtief, maar wel gestoeld op een ruime ervaring.”

Jouw beelden hebben een kwetsbaar karakter. Schuilt daar een onderliggend thema onder?
“Mensen maken gebruik van decorum om hun kwetsbaarheid te bedekken, en in mijn foto’s zie je de kwetsbaarheid er doorheen. Dat vind ik interessant. Ik vind het mooi als je situaties in hun waarde laat, ook in de omgang tussen mensen. Soms helpt de vorm de mens om in schoonheid door het leven te kunnen gaan. Door de esthetiek kun je er van een afstand naar kijken waardoor je het beter kunt plaatsen.
De renaissance was ook de opkomst van de erkenning van schoonheid. Het mocht weer, men wilde de duistere en repressieve middeleeuwen van zich afschudden.”

Behalve portretten maak je ook stillevens, vereist dat een heel andere aanpak?
“Ik beschouw een stilleven ook als een personage. Als ik iets fotografeer kijk ik ernaar alsof ik het voor het eerst zie. Dan wordt het een personage. Mijn portretten worden steeds meer een stilleven en mijn stillevens worden steeds meer een portret. En mijn paarden worden ook heel humaan. Daar ben ik ook echt op uit. De katten met de kragen zijn ook personages, die in de 17e eeuw nooit hebben bestaan, maar die ik nu maak. Die katten kijken trots de lens in, het zijn echte heerschappen.”

BOEK
Marie Cécile Thijs, Characters, Lecturis, 144 pagina’s, 24,5 x 32 cm, € 39,50

16th February 2015

Read article
Share:

Interview PF

Surrealisme in de Lage Landen | Tekst door Ton Hendriks

In een voormalige schoolgebouw in hartje Rotterdam bevindt zich de fotostudio van Marie Cécile Thijs. Aan de muren hangen de bekende foto’s van de engelen. In de computerruimte die uitkijkt over de studio, staat Marie Cécile mij levendig te woord.

Je hebt rechten gestudeerd. Waarom wilde je dat en hoe ben je daarna in de fotografie gerold?
“Voor mijn studie rechten zat ik op de academie waar ik mode deed. Ik ging daarna rechten studeren, omdat de studie een maatschappelijke insteek had. Van mijn studie heb ik geleerd om fijne nuances te zien en conceptmatig te denken. Later, toen ik als advocaat werkte, sloeg de vonk van de fotografie opnieuw over. Achteraf lijkt het een omweg, maar dat vind ik niet erg. Nu kon ik mijn eigen vrije keuzes maken in de fotografie. Alles wat je meemaakt in je leven neem je mee in je werk. De studie heeft me een beschouwend kader gegeven.”

De vonk sloeg opnieuw over, had je al iets met fotografie?
“Vroeger hadden we een doka thuis en ik had ook een 6×6 camera. Ik heb op straat gefotografeerd, maar toen vond ik portretten al interessant. Op een bepaald moment werd ik vanuit mijn juridische achtgrond gevraagd voor het bestuur van de Burafo en toen kwam ik in aanraking met een aantal fotografen. Ik dacht bij mezelf: dit is een mooi vak. Ik besloot fotograaf te worden. Toen ben ik heel snel portretten gaan maken. Ik heb mijn werk bij de rechtbank afgebouwd. Ik maakte een boekje, Roomse Rituelen, met katholieke processies en ondanks dat het reportages waren was het beeld al meteen heel sferisch.”

Als fotografe in Rotterdam ben je behoorlijk dromerig in je beelden.
“Mijn foto’s in de studio werden vanzelf zo, waarschijnlijk zat dat in mijn referentiekader. Het komt ook wel omdat ik opgegroeid ben in Limburg. Daar zie je de Mariabeelden bij wijze van spreken op elke hoek van de straat. Toen ik een keer in het noorden in een hervormde kerk kwam, dacht ik dat ze de kerk aan het restaureren waren, want alle beelden waren weg. De Beeldenstorm is aan het zuiden voorbij gegaan en dat zie je aan mijn werk. Misschien zit er een cultuur in je DNA, misschien is cultuur overerfelijk. De invloed van de Spanjaarden tot in Zuid-Nederland is wat mij betreft nog steeds merkbaar.”

Met de foto’s van engelen ben je bekend geworden. Hoe kom je op het idee om een engel in beeld te brengen?
“Het begon toen ik in Parijs zat in een Grand Café en toen dacht ik: wat zou het mooi zijn als hier ineens een engel zou zitten, tussen alle mensen in. Met die gedachte ben ik de serie ‘Human Angels’ begonnen. In het begin fotografeerde ik de engelen op straat maar niet veel later ben ik overgegaan naar mijn studio. Het mooie van de foto’s van engelen is dat het iets volkomen vanzelfsprekend heeft: het is echt en toch niet echt. Dit is een rode draad in al mijn werk. Het is net zoals de film Der Himmel über Berlin. Ik ontdekte de film pas later, en zag toen een relatie met mijn werk.”

Jouw werk heeft een sterk surrealistisch karakter en straalt de sfeer van de Gouden Eeuw uit. Hoe is die sfeer in jouw werk gekomen?
“Ik heb in mijn jeugd vele zomers aan de Belgische kust doorgebracht en we gingen dan altijd kijken naar de processies. Vaak zagen we dan monniken op straat, maar ook kinderen verkleed als engelen. Dat is in wezen heel surrealistisch, en dat beeld is blijven hangen. In de engelenfoto’s zie je ook mijn liefde voor de Renaissance. Die engelen zijn voor mij personages, net zoals in de oude schilderijen, zoals in die van Caravaggio. Toen ik met de engelen begon, kwam mijn liefde voor de schilderijen als vanzelf naar boven. Wat ik mooi vind van de Gouden Eeuw is het lichtgebruik, de kleuren en het gevoel voor emotie en dramatiek. Het is aards en mysterieus tegelijk en dat zit ook in mijn werk.”

Komen de engelen ons redden in deze tijd van politieke spanningen?
“De engelen staan in mijn serie voor hoop en autonomie. Een soort van kracht waarmee je je eigen keuzes kan maken. Ik denk dat de mensheid zichzelf moet redden, al is de gedachte aan een handje hulp van boven wel aanlokkelijk. De engelen zijn een uiting van mijn surrealisme en mystiek; ik vind het een mooi gegeven en ook een mooi gezicht. Mijn werk komt ergens uit mijn onbewuste. Tijdens het fotograferen kan ik mijn luiken openzetten en open ik dingen in mezelf.”

Marie Cecile Thijs is terughoudend als het gaat om het prijsgeven van haar techniek. Als ik vraag naar haar lichtgebruik ontwijkt ze dat tactisch.
“Techniek is heel belangrijk en moet dienend zijn aan het concept. Het gaat mij om het beeld, om de vertaalslag van de techniek naar het beeld dat je wil maken. Ik werk heel sterk vanuit het beeld en kijk vandaar wat ik nodig heb. En dat is telkens anders. Ik leg mijn gevoel in mijn foto’s, ook via het licht.
Mijn licht is dramatisch maar ook teer. Ik werk veel met nabewerking, maar de opnamen zijn heel belangrijk, want je kunt niet alles photoshoppen. Ik laat dingen zweven maar ik wil dat het er natuurlijk uitziet en dat kan alleen met de goede opnamen, waarbij het licht natuurlijk is. Ik brengt bewust een bepaald kleurpalet aan in mijn beelden. Ik werk daarbij intuïtief, maar wel gestoeld op een ruime ervaring.”

Jouw beelden hebben een kwetsbaar karakter. Schuilt daar een onderliggend thema onder?
“Mensen maken gebruik van decorum om hun kwetsbaarheid te bedekken, en in mijn foto’s zie je de kwetsbaarheid er doorheen. Dat vind ik interessant. Ik vind het mooi als je situaties in hun waarde laat, ook in de omgang tussen mensen. Soms helpt de vorm de mens om in schoonheid door het leven te kunnen gaan. Door de esthetiek kun je er van een afstand naar kijken waardoor je het beter kunt plaatsen.
De renaissance was ook de opkomst van de erkenning van schoonheid. Het mocht weer, men wilde de duistere en repressieve middeleeuwen van zich afschudden.”

Behalve portretten maak je ook stillevens, vereist dat een heel andere aanpak?
“Ik beschouw een stilleven ook als een personage. Als ik iets fotografeer kijk ik ernaar alsof ik het voor het eerst zie. Dan wordt het een personage. Mijn portretten worden steeds meer een stilleven en mijn stillevens worden steeds meer een portret. En mijn paarden worden ook heel humaan. Daar ben ik ook echt op uit. De katten met de kragen zijn ook personages, die in de 17e eeuw nooit hebben bestaan, maar die ik nu maak. Die katten kijken trots de lens in, het zijn echte heerschappen.”

BOEK
Marie Cécile Thijs, Characters, Lecturis, 144 pagina’s, 24,5 x 32 cm, € 39,50

16th February 2015

Read article
Share: